Gurdjieffs koets

Onderstaand fictieve interview schreef ik naar aanleiding van een reeds lang bestaande metafoor uit de Katha Upanishad. Deze allegorie hoorde ik in een simpele versie voor het eerst op ca 17-jarige leeftijd van een vriend (dit jaar 50 jaar geleden!), als zou het door Gurdjieff zijn bedacht. Het was toen mijn ‘wakkermaker’, waardoor ik het pad van de spirituele filosofie opging.
Nu heb ik deze allegorie in de vorm van een interview met Gurdjieff herschreven, veel uitgebreider dan Gurdjieff’s versie en zeker uitgebreider dan in de Katha Upanishad is te lezen. Verdieping en vele nuances zijn toegevoegd. Hierdoor geeft dit ‘interview’ als metafoor een zo volledig mogelijk beeld van hoe het met onze menselijke geest is gesteld. 

Interview met Georgi Ivanovitsj Gurdjieff

.

Beste heer Gurdjieff, ik heb een vraag over wat mij ter ore kwam…

Zeg maar Georgi, m’n beste.

Oh, bedankt!
Ik hoorde dat u de mens vergelijkt met een koets met paarden ervoor.
Kunt u mij hierover vertellen, over hoe u dit precies ziet?

Jazeker, dat zal ik graag doen. Maar weet, dat wat ik als allegorie heb uitgewerkt al in eenvoud was opgetekend in een heel oud geschrift: de Katha Upanishad. Hierin wordt de mens al voorgesteld als een koets met paarden ervoor en met een koetsier. Maar wie weet dat nog? Wie leest dat nog? De tijd begraaft wijsheid telkens weer, waardoor de beste leringen verworden tot dogma’s of worden ingelijfd als religie. Een leraar van wijsheid moet dus in wezen een soort archeoloog zijn die de zuivere leringstellingen opnieuw moet ontdekken en doorgeven.

Behoort de allegorie van de koets tot die zuivere leerstellingen? 

Jazeker, en deze is krachtig vanwege de diepgang van deze simpele voorstelling van zaken. Ik ging vaak met een koets op weg, naar allerlei plekken met interessante en ook wijze mensen. Het waren vaak lange ritten waarin op een gegeven moment deze metafoor weer bij mij binnenkwam, als eyeopener. Ik had tijdens deze ritten ook tijd genoeg om dit verder te overwegen en nader uit te werken.

Hoe heeft u het dan uitgewerkt?

Wel, ik kan mijn eigen lichaam vergelijken met een koets. Want net als een koets maakt mijn lichaam het mogelijk dat ik mij voortbeweeg en van alles tegenkom. Mijn lichaam is een soort voertuig. Het voertuig van mijn geest en ziel. Het maakt dat ik mij kan voortbewegen in mijn leven.

En dat is het?

Oh nee! Dit is nog maar het begin. De koets wordt namelijk voortgetrokken door paarden. En paarden zijn, zoals u weet, gevoelige dieren en zij staan dan ook voor mijn gevoelens en emoties. Maar ook voor mijn verlangens en drijfveren. Zonder hen zal de koets niet in beweging komen. Maar paarden zijn gemakkelijk te verontrusten en af te leiden en dan kunnen ze rare dingen gaan doen. Omdat ze middels de dissels met koets verbonden zijn, staat deze koets dus onder invloed hiervan.

Nou ja, er is toch ook iemand die de leidsels vast heeft?

Inderdaad! De koetsier. Die houdt de paarden rustig en leidt ze daarheen waar zij, en dus ook de koets, goed kunnen voortgaan: het wagenspoor. U weet, vroeger waren er geen verharde wegen, alleen wagensporen die min of meer een comfortabele rit mogelijk maakten. Buiten het wagenspoor wordt het hotsen en botsen. Die koetsier staat dan ook voor onze rede, ons intellect en onderscheidingsvermogen, die de paarden – onze gevoelens, verlangens en drijfveren – goed leidt met de teugels over dit spoor. De teugels staan voor de ingevingen en tactieken die uit ons functionele denken voortkomen en die het leiden van de paarden mogelijk maakt.

Oké, dat lijkt wel duidelijk. Is er nog meer over te zeggen? Wie zit er in die koets, bijvoorbeeld?

Een goede vraag! Wie zit er in die koets? Dat is iemand die zich laat rijden en de koetsier zou moeten instrueren. We zullen hem de Ingezetene noemen. In feite doet deze Ingezetene niets. Hij is een toeschouwer, een getuige. Hij ziet toe op het gehele koets-systeem, op de rit, en op de omgeving. De Ingezetene is Waarnemer. Maar omdat hij Ingezetene is, zal de koetsier zijn orders moeten uitvoeren, door de paarden goed te mennen en de koets vlotjes te laten voortgaan richting reisbestemming.

Nou, dat lijkt me een duidelijke metafoor. Maar wat hebben we eraan?

Dat zal ik u nu vertellen. Zoals ik het u nu heb beschreven, als een koets die vlotjes naar zijn reisbestemming voortgaat, zo is het in de praktijk helemaal niet! Het is deerniswekkend met ons gesteld!

Wat???

Kijk, die koets onderhouden we al niet echt goed. We smeren de wielen niet op tijd, het casco wordt maar mondjesmaat onderhouden, we poetsen slechts de buitenkant, een hoop onderdelen roesten en slijten en we behandelen het verkeerd. Soms staat de boel zelfs op instorten…
Maar er is meer mis… De paarden kunnen vrijwel ongeleid alle kanten op gaan. Ze zijn vaak onwillig, onrustig of gestrest, en regelmatig bokkig. Hierdoor raakt de koets telkens van het wagenspoor af, waardoor dit toch al krakkemikkige ding op oneffen terrein terecht komt en het zwaar te verduren krijgt.

Maar er is toch een koetsier?

Zeker, maar die zit vaak te pitten, of is met andere dingen bezig dan met zijn werk als koetsier. In deze tijd zou hij de godganse dag met zijn mobieltje in de weer zijn en zijn paarden helemaal niet opmerken. Die koetsier grijpt dus veel te weinig in. Hij zou vanuit kennis van zaken de paarden moeten geruststellen en ze terugleiden naar het wagenspoor. Eigenzinnig als de koetsier is, laat ie de boel de boel of zelfs helemaal uit de hand lopen door de paarden op- en aan te jagen, vanuit de veronderstelling dat ie ‘goed bezig’ is, terwijl hem ware kennis over mennen ontbreekt.

Maar hoe komt de koetsier dan aan ware kennis?

Als het goed is volgt hij de instructies van de Ingezetene. Want die weet waarheen te gaan en hoe er te komen. Zonder deze ware kennis te volgen wordt het hele rijtuigsysteem een soort ongeleid projectiel. Dat maakt het zeer waarschijnlijk dat er vele moeilijkheden en mankementen ontstaan. De Ingezetene kan met zijn instructies de koetsier op het wagenspoor houden, maar dan moet de koetsier wel naar hem gaan luisteren!

Waar staat het wagenspoor dan voor, in deze allegorie? Dat vat ik nog niet…

Het wagenspoor staat voor het Nu: het enig relevante moment. Nu is het eeuwigdurende moment waarin alles plaatsvindt en waarin het steeds duidelijk kan zijn wat we moeten doen en wat we moeten laten. Van het wagenspoor áfraken betekent dat we met onze aandacht úit Nu raken. We komen dan in de wildernis terecht van een verbeeld niet-Nu, van een verlopen verleden of een imaginaire toekomst, waarin niets kan gebeuren. Alles gebeurt namelijk in Nu. En verbeeldingen zijn meestal slechte raadgevers.

Hoe komen we dan in dat niet-Nu verzeild?

Wel, doordat de paarden onrustig worden door iets wat van buitenaf op ze afkomt. Iets wat ze verontrust, iets waar ze van schrikken, iets wat ze pijn doet. Ze gaan dan makkelijk op hol en van het wagenspoor af. Maar ook door iets wat ze aantrekt, door hun verlangens dus, waardoor ze telkens weer op zoek gaan naar bevrediging ervan, wat tot verslaving kan leiden. En die koetsier… die doet niks… of te weinig. Die zou waakzaam moeten zijn en zich verantwoordelijk moeten voelen voor de paarden. Hij zit echter te slapen, let niet op en luistert eigenzinnig als ie is ook niet naar de Ingezetene. De paarden krijgen hierdoor niet de juiste aandacht. Ze kregen meestal ook al jaren niet het juiste ‘voedsel’, waardoor ze er slecht aan toe zijn en telkens onbesuisd hun gang gaan of hun hunker achterna, wat ook henzelf schaadt. Dat de koets hierdoor ook veel te lijden krijgt en in deze omstandigheden zijn bestemming nog maar moeilijk zal kunnen bereiken, moge duidelijk zijn.

Tjonge… Zoals u het voorstelt, de mens als dit hele systeem, is het goed mis met ons. Eigenlijk stelt u dat dit hele menselijke systeem verkeerd functioneert.

Dat heeft u goed gezien! Maar dit slechte functioneren, deze hele onbalans waar zelfs ziekte uit kan ontstaan, is vrij eenvoudig te repareren. Maar hiervoor is wel één voorwaarde: ons hele systeem zal als eerste tot rust moeten komen, want wat als belangrijkste ontbreekt is altijd weer de Stilte.

Oh ja? Hoe moeten we dan te werk gaan?

De koetsier zal moeten gaan luisteren naar de Ingezetene. Hij zal moeten gaan luisteren naar ware kennis, en niet langer eigenzinnig zijn eigen ideeënwereldje moeten willen volgen en aldus ‘maar wat doen’. Want in die eigenzinnigheid overkómt hem alles op zijn weg i.p.v. dat hij met een rustige geest alles ziet aankomen en gebeuren en daarnaar handelt. De paarden gaan in hun onrust telkens de bocht uit in plaats van dat ze gezond en rustig zijn. Dan wordt de koets krakkemikkig in plaats van vitaal en sterk te blijven.

Hoe is dit eigenlijk zo gekomen?

Wel, de oorzaak van al deze ellende is eigenlijk dat de Ingezetene helemaal niet wordt gekend, terwijl die nu juist het hele systeem zinvol zou kunnen laten beheren, en aan wie op zijn minst de koetsier zou moeten gehoorzamen. Daardoor loopt het hele koetssysteem gevaar en is onderhevig aan elke toevallige omstandigheid, aan anderen die het kapen voor eigen gewin en die geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor de staat waarin de koets achteloos wordt achtergelaten.

Kunt u het nu nog eens met andere woorden voor mij samenvatten, Georgi?

Graag zelfs. Dit is het geval:
Deze koets-metafoor staat voor elk individu. De Ingezetene – het Zelf – is voor iedereen gelijk. Er is maar één Ingezetene, hoeveel koetsen er ook zijn. Er is maar één Zelf, hoeveel individuen er ook zijn. 
In zuiver Nu-gewaarzijn, op het wagenspoor dus, is onze rede – de koetsier – ons mentale instrument om onze verlangens en gevoelens – de paarden – te leiden. Vanuit ware kennis – afkomstig van het Zelf – zal onze rede handelen naar wat werkelijk wordt geweten. Indien onze rede dit niet doet, kan hij niet zuiver leiden.
Onze koetsier gaat helaas bijna altijd af op zijn eigen kompas. Dit zou zijn gezond verstand moeten zijn, maar is dit dus vaak niet. Hij negeert hierdoor zelfs het kompas dat de paarden hem kunnen bieden als zij in rustige gang kunnen gaan, want paarden voelen vanuit een diep natuurlijke intuïtie en instinct aan welke weg moet worden gegaan en in welk tempo. De paarden hebben vanuit gezond gevoel namelijk een intuïtief contact met de Ingezetene, wat echter heel makkelijk verstoord kan worden door uiterlijke omstandigheden en door de eigenzinnigheid van de koetsier. Ze zijn echter niet getraind en kregen het verkeerde voedsel.

Dus die paarden zouden uit zichzelf veel goed kunnen doen?

Dat kunnen ze zeker! De paarden, onze gevoelens en verlangens, kunnen heel goed hun eigen weg vinden als zij in rust en ruimte hun weg kunnen gaan onder de juiste begeleiding. Paarden voelen een mogelijk gevaar op de weg, zoals een slang, veel eerder dan de koetsier, want ze zijn altijd alert. De koetsier moet dus goed op zijn paarden letten en goed naar hun signalen luisteren. Goede gezonde paarden vinden hun weg vrijwel als vanzelf en hoeven nauwelijks gemend te worden.
Ons gevoel voelt heel veel aan, want het heeft een eigen vorm van razendsnelle intelligentie. Negeren we echter ons gevoel, waardoor steeds meer onrust ontstaat, dan loopt het emotioneel wellicht flink uit de hand. Hierin kan alleen onze rede, ons intellect, verandering brengen, mits handelend vanuit ware kennis.

En hoe past ons ego dan in dit verhaal?

Ons ego is in deze metafoor nog niet geduid. Dat zal ik nu doen. Zijn we niet in verbinding met ons Zelf, dan handelen we inadequaat of wispelturig, pakt onze koetsier de zweep, of doet andere onverstandige dingen die de onrust verder aanjaagt. Dit is ons ego: een eigenzinnige koetsier die, onwetend en ware ware kennis ontberend, de paarden verkeerd of helemaal niet ment en ze zelfs op stang jaagt. Hij identificeert zich met allerlei eigenzinnigheden waar hij ‘dit ben ik’ tegen zegt. Want onszelf met iets identificeren, is dit tot onze identiteit maken terwijl het dit onmogelijk kan zijn. Het systeem gaat hierdoor zijn eigen afgescheiden ego-gang en bevindt zich niet meer op het wagenspoor van Nu en botst tegen obstakels of gaat het drijfzand in. Duidelijk is dat dan ook onze lichaam-koets hierdoor lijdt en ziek kan worden en zelfs zal kunnen sterven. Onnodig te zeggen dat zowel onze rede-koetsier als onze drijfveer-paarden hiervan de dupe zullen worden.

Wat bedoelt u met obstakels en drijfzand?

De obstakels en drijfzand zijn alle uiterlijke en innerlijke omstandigheden die we tegenkomen en waarop we dan geconditioneerd reageren in denken, voelen en handelen. Simpelweg omdat we niet met onze aandacht in Nu blijven, maar verzanden in projecties op een verlopen verleden en een imaginaire toekomst. Dit doet ons identificeren en projecteren en brengt ons in een mechanisch denken, wat we kunnen ervaren als een gemaal in ons hoofd. Onze gehechtheden, verlangens en alle andere onopgemerkte mentale aanjagers zoals aannames en vooroordelen houden ons met de aandacht in die gevangenis van een niet bestaande realiteit. Ze houden de overhand, brengen ons in moeilijkheden en verdrijven een natuurlijke geluk-ervaring.

Allemachtig… wat een verhaal!
Het ziet er dus niet best uit, zoals het met de mens is gesteld…

Daar heb je gelijk in. De mens functioneert vér onder zijn mogelijke niveau. Voornamelijk doordat onze geest niet helder is en door alle consternatie die mechanisch denken en voelen met zich meebrengt, identificeren we ons steeds weer met van alles en nog wat en zijn we totaal vergeten dat er nog Iemand ín de koets zit die we werkelijk Zijn. Dat we ons Zelf zijn. Dus:
Ons zogenaamde ‘gezond’ verstand is ongezond geworden door slaap, desinteresse, eigenzinnigheid en een permanent idee van afgescheiden zijn.
Onze gevoelens hebben niet meer hun natuurlijke intuïtie-verbinding met ons geweten en is ongezond geworden doordat we er niet naar luisteren, waardoor oude gevoelens, pijn en verslavingen maar niet oplossen.
Ons lichaam is ongezond, gebrekkig, verslaafd, uitgemergeld of obese geworden en loopt gevaar doordat het niet de juiste voeding en verzorging krijgt. 

Is onze koetsier nog werkelijk wijs en leidend? Of is ie eigenzinnig en in slaap?
Vinden onze paarden nog van nature ‘de weg’? Of zijn ze gestrest of afgestompt?
Is onze koets nog sterk en vitaal? Of zakt ie langzaam door z’n assen?

En die Ingezetene dan? Het Zelf?

Het Zelf zal dit allemaal worst zijn, eerlijk gezegd; die kent geen strijd of streven en neemt slechts waar. Het Zelf is altijd in vrede. Het Zelf kent geen oppositie. ZHij Weet. Die kennis is altijd beschikbaar voor wie er open voor staat. Ware Kennis zal de koets altijd weer vanuit het drijfzand van identificaties en vanuit het ruwe terrein van ongewenste omstandigheden naar de balans van het wagenspoor kunnen leiden, naar het Nu. Altijd. Het Zelf is in ons omdat we het Zijn. Wij, als geïndividueerde persoon, hoeven het maar te volgen.

Wat staat ons als eerste te doen?

We zullen voor onsZelf ‘radicaal’ moeten worden, een begrip dat afstamt van het Latijnse radix dat wortel betekent. Ons radicaal moeten ‘bekeren’, noemt men dat wel. En ons richten op de ‘wortel van bevrijding’ die ons uit de onenigheid van het hoofd, uit de onvrede van ons hart en uit ziekte van ons lichaam houdt.

Ik heb het door! Ik zie het helemaal voor me. Een beroemd iemand zei dat ook al eens, dat je het pas gaat zien als je het doorhebt. Leuk! Enorm bedankt!

Heel graag gedaan, m’n beste.

.
Georgi Ivanovitsj Gurdjieff (1866 – 1949) was een Grieks-Armeens filosoof, mysticus, schrijver en componist

© Michiel Koperdraat