Capaciteiten van de Geest

Intelligentie als holistisch samenspel van menselijke vermogens

Naast onze Centra van de Geest (waarvan de beschrijving op deze website is ontleend aan de filosofie van De Vierde Weg) en onze Organen van de Geest (gebaseerd op de Vedische filosofie), is er nóg een geestelijke indeling te onderscheiden: die van het bekende IQ, het intelligentiequotiënt dat in ieder mens aanwezig is, maar nauwelijks meetbaar blijkt.
Een hoog algemeen IQ, zoals dat tegenwoordig wordt gemeten, zegt eigenlijk weinig. De tests die hiervoor worden gebruikt, zijn namelijk hopeloos onvolledig. Autisten (savants) kunnen bijvoorbeeld op een specifiek terrein een zeer hoog IQ scoren, terwijl ze op andere gebieden – die buiten de test vallen – juist laag uitkomen.
Het is daarom essentieel te onderzoeken welke verschillende vormen van intelligentie naast elkaar bestaan en hoe deze met elkaar interacteren. Het menselijke IQ is dus eerder een ‘koepelbegrip’ waaronder diverse specifieke intelligentiecapaciteiten vallen die nergens (of slechts zeer onvolledig) worden beschreven.

Er bestaat overigens wel de theorie van Meervoudige Intelligentie van Howard Gardner, die stelt dat intelligentie geen enkelvoudige factor is, maar uit meerdere aspecten bestaat. Maar waar Gardner intelligentie ziet als een verzameling leerbare vaardigheden gericht op prestaties in de buitenwereld, beschouwt Zelfkennis Nu intelligentie als een samenstel van aangeboren, onderling interacterende capaciteiten die geworteld zijn in onze geïndividueerde essentie. Het zijn geen meetbare competenties, maar dynamische uitingen van bewustzijn die in samenhang functioneren. Gardner beschouwde intelligentie als een instrumentarium dat de mens tot zijn beschikking heeft. Op Zelfkennis Nu spreken we echter niet van instrumenten, maar van capaciteiten, mede omdat het geestelijke instrumentarium al is beschreven bij de Organen van de Geest. Het zou niet alleen verwarrend zijn om intelligentiequotiënten eveneens als instrumenten te beschouwen, maar het is ook inhoudelijk onjuist: het zijn capaciteiten of vermogens.

Het fundamentele verschil tussen onderstaande indeling in quotiënten en de intelligentie-indeling van Howard Gardner ligt in een andere visie op het begrip intelligentie. Gardner beschrijft intelligentie als een verzameling gespecialiseerde vaardigheden – een soort gereedschapskist met tools die iemand in meer of mindere mate bezit. Zijn model richt zich vooral op prestaties en toepassingen in de buitenwereld: hoe goed iemand kan redeneren, muziek maken, sociaal interacteren of ruimtelijk inzicht toepassen. Het gebruik van het woord ‘vaardigheden’ suggereert bovendien dat deze ontwikkelbaar zijn. Of dat werkelijk het geval is, valt te betwijfelen.

Zelfkennis Nu beschouwt intelligentie niet als een statische verzameling vaardigheden, maar als een dynamisch en interactief systeem van bewustzijnsvermogens die bij geboorte zijn meegekregen. Deze capaciteiten maken deel uit van onze aangeboren geïndividueerde essentie.
De onderlinge samenhang tussen deze vermogens, en hoe zij elkaar kunnen versterken, is van wezenlijk belang. Intelligentie is een holistisch samenspel van mentale, emotionele en aandacht-gerelateerde aspecten.
Een opvoeding waarin deze capaciteiten worden herkend en gestimuleerd, maakt dat zij van jongs af aan invloed kunnen uitoefenen op onze groei, en ons denken, spreken en handelen mede gaan vormgeven. Ontbreekt zo’n opvoeding, dan kunnen zij afgedekt raken – zoals ook andere eigenschappen van onze geïndividueerde essentie kunnen worden onderdrukt wanneer de opvoeding tekortschiet.

Intelligentie moet daarom niet als een verzameling afzonderlijke ‘competenties’ worden beschouwd, maar als innerlijke capaciteiten die samen een bewustzijnsgericht, holistisch intelligentievermogen vormen. Deze benadering is niet gebaseerd op neurologische of psychologische studies, maar op bredere spiritueel-filosofische inzichten. Je kunt er dan ook geen scores op behalen. De onderstaande quotiënten-indeling is niet bedoeld om te meten, maar om te begrijpen hoe verschillende capaciteiten elkaar kunnen versterken en interactief bijdragen aan een hoger niveau van zelfexpressie en zelfrealisatie.
Deze benadering gaat over samenwerking, ontwikkeling en balans tussen vermogens, en over het bewust inzetten en verfijnen van hun werking. Ze toont het functioneren van onze geest in relatie tot de wereld en tot onszelf. Een IQ-test hiervoor is eenvoudigweg niet mogelijk.

Interactief

Alle Q’s (capaciteiten) zijn interactief van aard. Ze staan in onlosmakelijke wisselwerking met elkaar en vullen elkaar aan, zoals ook de geestelijke organen (het geestelijke instrumentarium) elkaar beïnvloeden, aanvullen en ondersteunen.
De diepgang van deze capaciteiten, de harmonie ertussen, en de wijze waarop ze elkaar versterken – ook als deze processen niet expliciet of zichtbaar zijn – bepaalt in belangrijke mate de algehele intelligentie (het IQ) van een persoon.

Zelfkennis Nu stelt hiermee een geheel nieuwe indeling voor van Intelligentiequotiënten, een indeling die nergens anders op deze wijze wordt gehanteerd. Ze reikt verder dan de opsommingen die binnen de psychologie gangbaar zijn.
Alle capaciteiten zijn aangeboren en maken deel uit van onze geïndividueerde essentie. Ze kunnen dus niet worden ‘vergroot’. Wel kunnen ze ontdekt, gezuiverd en optimaal tot functioneren gebracht worden, net als onze Centra en Organen van de Geest. Hiervoor is zelfreflectie en zelfstudie noodzakelijk.

Ons IQ is de koepel van geestelijke capaciteiten waaronder de volgende Q’s vallen:

  • RQ – Rationeel Quotiënt
    Het vermogen tot verstandelijk/cognitief begrip: logisch en analytisch denken en structureren. Dit stelt ons in staat om patronen te herkennen, te classificeren en verbanden te leggen tussen feiten.
  • EQ – Emotioneel Quotiënt
    Het vermogen om emoties bij zichzelf en anderen waar te nemen, te begrijpen en er op een gezonde manier mee om te gaan. Dit omvat empathie, emotionele regulatie en sociale gevoeligheid. Het staat voor de mate van inlevingsvermogen, het vermogen om emotie en compassie te tonen, maar ook voor hoezeer iemand onbaatzuchtige en devotionele toewijding kan opbrengen.
  • SQ – Sociaal Quotiënt – Het vermogen om zich effectief en bewust te verhouden tot anderen binnen sociale omstandigheden. Dit omvat communicatieve vaardigheden, losse omgang met groepsdynamiek en het vermogen om sociale structuren aan te voelen en te beïnvloeden. Het staat voor het vermogen om tussen mensen verbindend aanwezig te zijn, om onbaatzuchtig samen te werken, inclusief de flexibiliteit om situaties te aanvaarden.
  • AQ – Aandacht (Awareness) Quotiënt
    Het vermogen om aandacht te hebben in Nu, met een grote spanningsboog. Het staat voor de mate van zelfreflectieve aandacht die kan worden opgebracht en voor het vermogen om de interne aandacht voor onszelf en de externe aandacht voor de situatie waarin we ons bevinden te integreren. Ons vermogen om hierin innerlijk stil te zijn en ego-conditioneringen te overstijgen.
  • NQ – Noëtisch (intuïtief) Quotiënt
    Om verwarring te voorkomen met het reguliere IQ noemen we het NQ (Noëtisch Quotiënt). Het gaat hier om het vermogen om intuïtief waar te nemen. Het vermogen om zonder expliciete redenering of feitelijkheden tot inzichten te komen. Het staat voor een ‘innerlijk weten’ en voor het oppikken van niet-rationele signalen, vaak op basis van ervaring en onbewuste informatieverwerking (subsidieel bewustzijn). Dit vermogen komt mede voort uit informatie van de subtiele zintuigen. Ook voorgevoel en openbaringen vallen er onder.
  • LQ – Linguïstisch Quotiënt
    Het vermogen om taal te hanteren op een creatieve, precieze en expressieve manier, belangrijk voor ideeënverwerking en binnen communicatie en retorica. LQ omvat zowel verbale als schriftelijke vaardigheden, het maken van heldere omschrijvingen, metaforen en het ontwikkelen van nieuwe woorden of begrippen (o.a. door bisociatie).
    Vanwege linguïstische relativiteit, wat wil zeggen dat taal die we hebben geleerd en permanent hanteren ons denken en dus onze perceptie van de werkelijkheid beïnvloedt, dienen we het LQ niet te onderschatten.
  • DQ – Deductief Quotiënt
    Het vermogen om causaal te denken, om oorzaak-gevolgrelaties te herkennen dat mede redeneringen structureert. Dit quotiënt versterkt het rationele denken (RQ) en is van belang bij analytische, wetenschappelijke en spirituele processen. Het staat voor het vermogen om dingen in én buiten ons te snappen, om hier dingen uit af te leiden en ervan te leren, inclusief het inzicht om deze conclusies diepgaander te begrijpen.
  • KQ – Kinesthetisch Quotiënt
    Het vermogen om ruimtelijk en fysiek inzicht te combineren met motorische controle. Dit omvat lichaamsbewustzijn, motorisch geheugen en het aanvoelen van ruimtelijke structuren/omstandigheden, herkenbaar bij architecten, beeldend kunstenaars, musici en sporters.
  • MQ – Muzikaal Quotiënt
    Het vermogen om tonale structuren, ritmes, harmonieën en composities aan te voelen, te begrijpen en toe te passen. Het omvat het vermogen van innerlijk horen. Het MQ is niet alleen werkzaam bij uitvoerende en componerende musici, maar bij ook luisteraars en dansers. We hebben het over een sterk ritmisch en auditief bewustzijn.
  • CQ (Creatief Quotiënt) bepaalt de mate waarin we creatief omgaan met situaties, kunstvormen en (sociale) omstandigheden. Het Creatief Quotiënt bepaalt het vermogen om nieuwe en originele ideeën te hebben en out-of-the-box te denken. Het creatieve vermogen maakt soms verbindingen die bewust niet (meteen) uit te leggen zijn. Dit toont zich vaak subsidieel. Het bepaald improvisatievermogen.
  • TQ (Transcendent Quotiënt) staat voor ons vermogen om te ontwikkelen op spiritueel/geestelijk gebied. Het gaat hier niet alleen om het voelen van een een aantrekkingskracht tot het spirituele (dat veel mensen tegenwoordig in enige mate hebben), maar om het vermogen om daadwerkelijk identificaties en ego-mindsets te herkennen, te overstijgen en hierbij ‘zelfopofferend’ te zijn aangaande ego-verworvenheden. Met dit wordt bedoeld dat niets in onze geest wat onze zelfrealisatie in de weg staat, wordt omzeild.

Focaal en subsidieel bewustzijn: de verborgen dynamiek van intelligentie

Al deze capaciteiten zijn interactief, mits we ze in enige mate bezitten. De interactie tussen capaciteiten is gelaagd en put uit verschillende bronnen. We beschikken namelijk over twee vormen van bewustzijn, die door Michael Polanyi zijn verwoord.

  • Focaal bewustzijn is waar onze directe aandacht op gericht is.
  • Subsidieel bewustzijn omvat alles wat op de achtergrond meespeelt en bijdraagt aan ons begrip, zonder dat we er expliciet op focussen.

De interactie tussen capaciteiten kan zo zijn dat de ene capaciteit focaal functioneert, terwijl een onderliggende capaciteit subsidieel intervenieert, aanvult of verdiept. Er bestaat dus een dynamische samenwerking. Sommige vermogens kunnen actief en bewust worden aangestuurd, terwijl andere juist op de achtergrond (onbewust) meespelen om die interactie te ondersteunen. Een voorbeeld: in het voeren van een gesprek focussen we op wat iemand zegt (focaal), terwijl we automatisch intonatie, lichaamstaal en context meenemen in onze interpretatie (subsidieel).

In plaats van allerlei losse categorieën van observeerbare vaardigheden en talenten te ‘meten’, moeten we uitgaan van een dynamisch samenspel waarin elke vorm van intelligentie de anderen kan ondersteunen en verdiepen. Een holistisch geheel van mentale, emotionele en motorische vermogens en aandacht-gerelateerde aspecten. Dit biedt een veel vollediger beeld van waar we als mens toe in staat zijn en welke mogelijkheden we hebben binnen onze bewustzijnsontwikkeling. De dynamiek tussen focaal en subsidieel bewustzijn verdiept de interactie tussen de verschillende capaciteiten (quotiënten). Het slaat bruggen tussen aangeleerde vaardigheden (zoals taal of logica) en meer intuïtieve vermogens (zoals inlevingsvermogen of creativiteit). Zo ontstaat een extra dimensie in de complexiteit van het menselijk bewustzijn en een vollediger quotiëntenmodel.

Kristallijne en vloeibare intelligentie en bisociatie

Er bestaan algemeen aanvaarde begrippen die hierop aansluiten:: kristallijne intelligentie en vloeibare intelligentie.

  • Kristallijne intelligentie is het vermogen om gebruik te maken van bestaande kennis en opgedane ervaringen bij het oplossen van problemen.
  • Vloeibare intelligentie is het vermogen om op een creatieve manier te redeneren en problemen op te lossen, zonder te bouwen op eerder opgedane kennis.

De interactie tussen intelligentiecapaciteiten is bovendien te duiden als een vorm van bisociatie, wat nieuwe, verrassende of diepere inzichten kan opleveren. Bisociatie is het bewustzijnsproces waarbij verschillende of ogenschijnlijk niet gerelateerde ideeën samenkomen en worden gecombineerd, waardoor iets nieuws/onverwachts wordt gecreëerd. Verschillende (intellectuele) bewustzijnsvermogens werken dan samen en versterken elkaar onopgemerkt. Het zijn precies deze kruisverbanden tussen vermogens die ons in staat stellen om werkelijk nieuwe inzichten te genereren en die dit quotiëntenmodel zijn rijkdom en diepgang geven.

Voorbeeld van muzikale improvisatie

Een muzikant richt zijn focale bewustzijn op de melodie, het ritme en de muzikale opbouw van zijn improvisatie. Hij kan zich bewust concentreren op timing, toonvorming en flow. Dit is de focale werking van het Muzikaal Quotiënt (MQ).
Vrij improviseren gebeurt vanuit creativiteit en is altijd ‘nieuw’. Zonder creativiteit (CQ) zal een improvisatie verworden tot een exposé van eerder opgedane motorische vaardigheden, kristallijn aangedreven.
Omdat muziek pas écht muziek wordt als er met gevoel wordt gespeeld, wordt de improvisatie ook aangedreven door emotionele capaciteiten (EQ). Dit voelende aspect speelt een essentiële rol om diepgang te verkrijgen.
Tijdens een improvisatie met andere musici doen in een optimale situatie nog meer Q’s mee, zoals bijvoorbeeld sociale interactie (SQ), waardoor weer meer aspecten van intelligentievermogen elkaar beïnvloeden. Het venndiagram geeft aan hoe bij vier interacterende Q’s een veelheid aan overlappende invloeden ontstaat.

Tegelijkertijd stroomt er onder de oppervlakte iets anders mee: een intuïtief weten (NQ), waarbij harmonie en toonhoogte als vanzelf worden aangevoeld, zonder dat dit door de muzikant bewust wordt ervaren. Niet verstandelijk, maar door een innerlijk horen dat weet wat klopt. Intuïtief wordt ‘geweten’ welke tonen en toonreeksen goed passen, zonder dat daar expliciet voor wordt gekozen. Dit is een subsidieel proces, waarbij het NQ (intuïtie) als een stille stuurkracht van binnenuit de muzikale lijn richting geeft zonder dat hierop bewust wordt gefocust. Het gebeurt als vanZelf. Doordat deze subsidiële laag doorwerkt in de improvisatie, heeft dit een gunstige invloed op het emotionele/voelende aspect (EQ)
Motorische vaardigheid is vanzelfsprekend opgedaan door een zeker kinesthetisch vermogen (KQ).

Venndiagram van vier interacterende aspecten van intelligentie bij muziekimprovisatieAls zich daarbij ook nog met onze Waarnemer een overkoepelende zelfreflectie op het eigen presteren opent (AQ) — een neutraal gewaarzijn op de handeling, de emotie en verrichtingen van het muziekcollectief — dan zal tijdens de improvisatie een steeds meer vloeibare intelligentie ‘het woord gaan voeren’. Hierdoor ontstaat een optimale situatie waarin binnen de improvisatie op geen enkel gebied de maat wordt overschreden.

Dit voorbeeld bij muziekimprovisatie laat zien hoe vier van de meest evidente quotiënten met elkaar in interactie zijn, elkaar beïnvloeden in samenwerking. In het hart van deze interactie komt in het diagram dan ook alles bij elkaar. De ene capaciteit werkt bewust (focaal), terwijl de andere subtiel aandrijft en invloed uitoefent (subsidieel): dienend, verdiepend en essentieel voor de kwaliteit van het geheel.

cropped-zelfkennis-app-logo.png

© Michiel Koperdraat